Navorderingsaanslagen buitenlands vermogen vernietigd door te lang stilzitten
Het voortvarendheidsvereiste, hoe was het ook al weer?
De langere ‘buitenlandse’ navorderingstermijn is een inbreuk op de vrijheid van kapitaalverkeer binnen de EU. Dit kan gerechtvaardigd zijn, als het vermogen was verzwegen en de Belastingdienst niet wist van het vermogen. Zodra de fiscus er wel van weet, moet de navorderingsaanslag ‘voortvarend’ worden opgelegd. Dat betekent: niet zo maar zes maanden stilzitten.
Over wat ‘zo maar’ stilzitten of gerechtvaardigd stilzitten is, denkt de Hoge Raad in deze zaak strenger dan Rechtbank en Hof. De Hoge Raad vernietigt de aanslagen in deze zaak, want:
1. Wachten op andere procedures: geen rechtvaardiging.
Dat de inspecteur nog niet klaar was om de latere jaren (ook) direct op te leggen, betekent niet dat die daarop mag wachten met het opleggen van de navorderingsaanslag over de oudere jaren.
2. Interne vraag die niet relevant kan zijn voor betreffende jaar: geen rechtvaardiging.
Er was binnen de Belastingdienst een interne discussie over een belang in een vennootschap of afgezonderd particulier vermogen (APV). Maar die bestond pas vanaf 2009. Geen reden dus om te wachten met de jaren tot en met 2008.
3. Verzoek om akkoord uitstel aan belastingplichtige: geen rechtvaardiging.
De inspecteur had de belastingplichtige gevraagd om akkoord te gaan met het later opleggen van aanslagen, buiten de wettelijke termijn. Maar dat de Belastingdienst meer tijd vraagt, betekent niet dat die bezig is met het voortvarend opleggen van aanslagen. Alleen dat die voorkomt dat wettelijke termijnen verstrijken.
Er was per saldo sprake van 'zo maar' stilzitten en de Hoge Raad kon zelf vaststellen dat dit langer is geweest dan zes maanden. Dan is het oordeel duidelijk maar hard: de navorderingsaanslagen zijn niet voortvarend opgelegd, dus moeten worden vernietigd.
Zie binnenkort mijn noot bij dit arrest in Sdu Juridisch Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht (NTFR) en nu alvast het pre-commmentaar op Taxence: