Verdedigingsbeginsel weer sterker op de kaart
Hoge Raad: “Aanslag vernietigd vanwege schending verdedigingsbeginsel”
‘It’s alive!’ schreef Marloes Lammers al in een commentaar eind vorig jaar. Daarin gaat zij in op de kern van het EU verdedigingsbeginsel.
“Kern van dit beginsel is dat een belastingplichtige voordat jegens hem een bezwarend besluit wordt genomen dat hem aanmerkelijk raakt, de gelegenheid krijgt op het voornemen te reageren. Na het arrest van 2008 werd in fiscale procedures veelvuldig een beroep gedaan op dit beginsel. Daarbij was een grillig verloop zichtbaar. Was de lijn in eerste instantie dat elke schending leidde tot vernietiging van de aanslag, later werd dit meer en meer genuanceerd. De nieuwe lijn die toen ontstond, was dat eerst moet worden beoordeeld of sprake is van een schending. Als het antwoord daarop ja is, is de vervolgvraag of voor die schending een rechtvaardiging bestaat. Is daarop het antwoord ja, dan herstelt die rechtvaardiging in feite de eerdere schending en zijn er geen gevolgen. Is het antwoord nee, en is er dus geen rechtvaardiging, dan is de vervolgstap de beoordeling of de procedure zonder die schending een andere afloop zou kunnen hebben gehad.”
Uitleg EU ‘verdedigingsbeginsel’
In mijn woorden: bij een belastingaanslag die EU-gerelateerd is (want het verdedigingsbeginsel is ‘Unierecht’) zoals douaneheffing of btw, moet vóórafgaand gelegenheid zijn geweest te reageren en dat op basis van de beschikbare informatie, die daartoe moet worden verstrekt.
Gebeurt dat niet, dan is het verdedigingsbeginsel geschonden. Dat is ‘dodelijk’ wanneer een ‘andere afloop mogelijk’ was. Dus stel: de mogelijkheid tot bezwaren vooraf was wel gegeven, was er dan mogelijkerwijs iets ingebracht waardoor de aanslag niet of tot een ander bedrag was vastgesteld? In dat geval volgt vernietiging.
Uitstel van betaling - dus verdedigingsbeginsel gepasseerd?
Vervolgdiscussie was over uitstel van betaling. Door EU arrest Prequ’ Italia (2017) was verwarring ontstaan: kon het verdedigingsbeginsel standaard worden gepasseerd bij uitstel van betaling werd, dus als het gevolg (de betalingsverplichting) niet direct intrad?
Al in 2019 adviseerde A-G Ettema de Hoge Raad dat dit EU niet zo moest worden uitgelegd. Daarover schreef ik in NTFR 2019/2099, bij ECLI:NL:PHR:2019:599:
“Uit Prequ’ zou toch niet volgen dat de inning van Uniemiddelen altijd een rechtvaardiging biedt. Niet die abstracte toets – gaat het om Uniemiddelen, dan is sprake van een rechtvaardiging – maar een individuele toets moet worden aangelegd, waarbij belangen tegen elkaar worden afgewogen.”
Dus: uitstel is niet altijd een ‘way out’. In een concrete zaak moet geoordeeld of daardoor het niet bieden van hoorrecht vooraf voldoende gerechtvaardigd was.
Nu oordeelt de Hoge Raad in diezelfde lijn:
* uitstel van betaling geeft niet ‘zonder meer’ rechtvaardiging voor niet bieden van vooraf inzage en horen;
* behalve ‘er is uitstel verleend’ is geen rechtvaardiging gegeven voor de schending;
* in bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd – daaruit volgt al dat een andere afloop mogelijk was geweest, namelijk het (direct) opleggen van een lagere aanslag;
* de Hoge Raad vernietigt de naheffingsaanslag.
Zie ook Marloes Lammers bij:
Bronnen:
· Taxence 29 maart 2022, “Aanslag vernietigd vanwege schending verdedigingsbeginsel”
· Hoge Raad 25 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:442