Terug naar Korte berichten 21 September 2022

Contanten over 2017-2022 definitief als beleggingen belast in box 3 'rechtsherstel' – actie vereist

Geschreven door: Vanessa Huygen

Contanten over 2017-2022 definitief als beleggingen belast in box 3 'rechtsherstel' – actie vereist

Op Prinsjesdag is het Wetsvoorstel Rechtsherstel box 3’ gepresenteerd, waarmee het eerdere beleidsbesluit rechtsherstel box 3 van 28 juni 2022 in wetgeving wordt vastgelegd. Vanuit verschillende kanten is er al op gewezen dat dit rechtsherstel niet bepaald op alle fronten recht doet aan herstel. Dat herstel moet immers uitgaan van ‘werkelijk rendement’, maar door indeling van contant geld in de categorie ‘beleggingen’ is de werkelijkheid ver te zoeken.

 

Spaargeld mag alleen op de bank

Waar eerder nog gesproken werd over ‘spaargeld’ – waar contanten net zo goed onder kunnen vallen – is in het Besluit de laagbelaste categorie beperkt tot ‘banktegoeden’. In de Memorie van Toelichting bij het ingediende wetsvoorstel worden contanten zelfs uitdrukkelijk benoemd als onderdeel van de categorie ‘overig’ (lees: beleggingen).

 

‘Maar je moet toch ergens een grens trekken?’

 

Beleggingsrendement

Dat de indeling ietwat grofmazig is geworden, is op zich nog wel te begrijpen. Maar het rendement in de categorie ‘overig’ (5,39% over 2017) is uitdrukkelijk gebaseerd op het meerjarig rendement op beleggingen en onroerend goed, zo blijkt uit een eerdere Kamerbrief van 15 april 2022. Zo wordt cash geld dus belast als lucratieve belegging, terwijl het onder het matras toch weinig zal opleveren. Zie hierover eerder: “Beperkte uitleg 'spaargeld' in Besluit rechtsherstel Kerstarrest.”

 

Per 2023 is ‘contant’ weer ‘spaargeld’

Om het allemaal nog wat complexer te maken, wordt contant geld in de Overbruggingswet box 3 wél aangemerkt als spaargeld. Of nog vreemder: het wordt onder de definitie van ‘banktegoed’ geschoven. In de hierbij behorende Memorie van Toelichting wordt daarvoor als reden gegeven:

“Aangezien contant geld normaliter geen rendement oplevert, acht de regering het gerechtvaardigd om contant geld niet in de vermogenscategorie overige bezittingen, maar in die van banktegoeden op te nemen. Dat betekent dat voor contant geld met het (lage) forfaitaire rendementspercentage van banktegoeden wordt gerekend. Hiermee wordt de belastingplichtige tegemoetgekomen. In het onderhavige wetsvoorstel wordt daarmee afgeweken van het rechtsherstel.”

 

Goed verhaal, maar waarom dat in de jaren 2017 tot en met 2022 anders zou zijn, is natuurlijk onbegrijpelijk.

 

Actie vereist over jaren t/m 2022

Wie geconfronteerd wordt met een dergelijke heffing, zal dus zelf in actie moeten komen. Door zo mogelijk alsnog bezwaar te maken, of wanneer men in het ‘massaal bezwaar’ viel, een verzoek in te dienen tot ambtshalve vermindering. Of actie zinvol is, hangt natuurlijk wel af van het werkelijk rendement over het totale vermogen.

 

Ambtshalve vermindering dan toch mogelijk?

Om verwarring te voorkomen: Staatssecretaris Van Rij heeft laten weten dat ambtshalve verminderingsverzoeken zullen worden afgewezen (zie FD interview: 'Zuidaspartners gaan nu ook een beetje normaal belasting betalen'), maar dat gaat om situaties waarin #niet #tijdig bezwaar is gemaakt. Wie wel tijdig bezwaar had gemaakt en vervolgens via het #massaal #bezwaar is afgedaan, heeft wél – de mogelijkheid om via een verzoek ambtshalve vermindering zijn recht te halen.

NB dat verzoek kan worden ingediend tot uiterlijk vijf jaar na het desbetreffende belastingjaar! Voor 2017 dus uiterlijk tot 31 december 2022.

 

https://www.linkedin.com/posts/huygenvandyck_werkelijk-rendement-totale-activity-6978262958388690945-yZZL