Wederrechtelijk verkregen voordeel?
Een belastingadviseur heeft in de aangiften inkomstenbelasting op naam van verschillende cliënten telkens te hoge, onjuiste of fictieve kosten als aftrekpost opgenomen. Denk hierbij aan zorgkosten, studiekosten en giften. In de strafzaak is geoordeeld dat deze kosten niet zijn gemaakt. Door deze niet bestaande kosten toch te verwerken in de aangifte, is sprake van valse aangiften en dus sprake van valsheid in geschrifte. In de ontnemingszaak is de vraag of de omzet die de adviseur heeft behaald door het opstellen van de valse aangiften kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel uit de valsheid in geschrifte en of dit dus ontnomen kan worden.
De rechtbank Overijssel overwoog dat de inkomsten inderdaad als wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen worden aangemerkt en legde aan de adviseur de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te voldoen. Het Hof was het daar niet mee eens. Het Hof stelt voorop dat de maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel alleen kan worden opgelegd als een veroordeelde uit die strafbare feiten voordeel heeft genoten.
De belastingadviseur rekende gemiddeld €60,- voor het indienen van een aangifte. Dit bedrag was voor al zijn cliënten hetzelfde, ongeacht of de aangifte juist of onjuist was opgemaakt en ingediend. Een in het voordeel van de belastingplichtige vals opgemaakte aangifte was dus niet duurder dan een aangifte die juist was opgemaakt. Volgens het Hof kan niet worden gezegd dat betrokkene zelf een specifiek, extra financieel voordeel behaalde door het onjuist opmaken van de aangiften. Dit zou anders kunnen zijn als de belastingadviseur een verdienmodel maakte van het vals opmaken van de aangiften. Bijvoorbeeld als hij hierdoor meer cliënten wierf of als hij meer geld vroeg voor een ‘gunstige’ aangifte (eentje die leidt tot een teruggave wegens een onterechte aftrekpost). In dit concrete geval was daarvoor niet voldoende bewijs. Het Hof oordeelt daarom dat niet kan worden aangenomen dat de belastingadviseur wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten en wijst de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel af. Het Openbaar Ministerie is tevergeefs in cassatie gegaan.
Relevant in een dergelijke ontnemingszaak is dus dat niet al het verkregen voordeel behaald met bijvoorbeeld valsheid in geschrifte, kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel en dus kan worden ontnomen. Het moet gaan om een ‘extra’ voordeel of een voordeel specifiek behaald doordat het om valsheid in geschrifte gaat. Je zou dan bijvoorbeeld kunnen denken aan een extra fee voor een valselijk opgemaakte aangifte, of een klantenkring opgebouwd specifiek vanwege het feit dat de adviseur valselijk opgemaakte aangiftes doet.
Hoge Raad 7 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:123