Boetebeleid bij inkeer blijft ongewijzigd
Bij een Woo-besluit van gisteren is een nieuwe versie gepubliceerd van het ‘valentijnsmemo’: het eerder gepubliceerde memo van 14 februari 2020. Na dat Memo Aandachtspunten projecten Verhuld Vermogen (versie 7) blijkt een nieuwe (versie 8) te bestaan van 27 september 2022. Een belangrijke vraag is dan natuurlijk: wordt inmiddels anders omgegaan met zwartspaarders en inkeerders of is het beleid grosso modo ongewijzigd?
Boetes niet verhoogd
Met name interessant is hoe wordt omgegaan met de boetes. Blijven de percentages staan op de ‘bestendige lijn’ of niet? De geruststellende conclusie is dat dit ongewijzigd is.
In het nieuwe memo is hierover onder 6.8.4 opgenomen:
Met betrekking tot de rekeningprojecten binnen het programma Verhuld Vermogen wordt al jaren het uitgangspunt gehanteerd dat – ook in de gevallen dat geen sprake meer is van een tijdige vrijwillige verbetering – meewerken als boetematigende omstandigheid in aanmerking wordt genomen.95 Dit uitgangspunt alsmede de daarbij gehanteerde boetepercentages van respectievelijk 45% en 135% blijven onveranderd (zie: onderdeel 6.10.5).
In onderdeel 6.9 is het (ongewijzigde) Overzicht boetepercentages Verhuld Vermogen – rekeningprojecten (versie 10 februari 2020) opgenomen.
Een nieuwe ‘strafverzwarende omstandigheid’ is te vinden in 6.10.3: het negeren van een bankrekening de vooringevulde aangifte.
Tot slot vermeldenswaardig (ook ongewijzigd) in onderdeel 6.10.5 (citaat zonder voetnoten overgenomen):
“Ingeval een belastingplichtige een melding vrijwillige verbetering heeft gedaan vóórdat de Belastingdienst een vragenbrief heeft gestuurd zal de belastingplichtige in beginsel als zodanig worden behandeld. Ingeval sprake geen sprake meer is van een tijdige melding vrijwillige verbetering kan per saldo toch sprake zijn van een strafverminderende omstandigheid (het doen van een melding vrijwillige verbetering en het volledig meewerken van de belastingplichtige). Hiervoor zou bijvoorbeeld een boete van respectievelijk 135% (box 3 vanaf 2 juli 2009) en 45% (overig) kunnen worden opgelegd (zie overzicht percentages in onderdeel 6.9).”
Crypto-inkeer
Steeds vaker zie ik in de praktijk dat meldingen inzake verbetering van aangiften te maken hebben met cryptovermogen. In dergelijke zaken spelen specifieke uitdagingen die afwijken van kwesties over reguliere bankrekeningen. Te denken valt bijvoorbeeld over de achterhaalbaarheid van informatie, de bepaling welke informatie zou moeten en kan worden aangeleverd, in hoeveel detail moet worden getreden, en identificatie van wie eigenaar is van een bepaald walletadres, account etc. – of juist niet. Opvallend is dat in het hele Memo ‘verhuld vermogen’ geen enkele opmerking aan cryptovermogen is gewijd.