Later oordeel mag gegeven #vrijspraak niet in #twijfel trekken
In een strafzaak oordeelde de Hoge Raad:
“Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat indien de verdachte onherroepelijk is vrijgesproken, een rechter die een beslissing neemt over de gewezen verdachte zich niet mag baseren op “suspicions regarding an accused’s innocence” en dat de motivering van een rechterlijke beslissing niet “in substance (...) a determination of the guilt of the former accused” mag inhouden (vgl. HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1526, rechtsoverweging 2.12).”
De veroordeling door het hof wordt om die reden vernietigd en het hof moet zich opnieuw over de zaak buigen.
In dit arrest ging het over een strafrechtelijke vervolging na een eerdere vrijspraak voor soortgelijke feiten, waarbij de aanvankelijke veroordeling in de tweede zaak mede werd gebaseerd op ‘constateringen’ uit de eerste, die echter twijfel zouden zaaien over de vraag of die eerste vrijspraak wel terecht was. En dat mag niet.
Beperkte uitleg onschuldpresumptie in belastingzaken
In fiscale procedures na een strafrechtelijke uitspraak mag dit ook niet: de onschuldpresumptie is niet beperkt tot strafzaken maar richt zich ook tot andere rechters zoals bestuursrechters.
Helaas is de uitleg in #belastingzaken van dit verbod op vrijspraaktwijfelzaaien veel formalistischer, meer een woordenspelletje. Niet de ‘onschuld’ mag volgens die redenering niet in twijfel worden getrokken, maar of de strafrechter – gelet op diens bijzondere #bewijsregels – terecht tot een vrijspraak kwam. Fiscaal gelden nou eenmaal andere bewijsregels (vrije bewijsleer, bewijsvermoedens, omkering van de bewijslast etc.). En dan kan iemand die strafrechtelijk onschuldig is het fiscaal toch ‘gedaan’ hebben.
In mijn ogen wordt de onschuldpresumptie zo een dode letter. En is de regel ook niet zo bedoeld. Terug naar het ‘Melo Tadeu’ EHRM-arrest van 2014: dat ging over een mevrouw die was vrijgesproken als zijnde ‘bestuurder’ van een BV maar vervolgens wegens een (fiscale) aansprakelijkstelling geconfronteerd voor de belastingschulden. Dat kon niet in de ogen van het EHRM. Kortom: het ‘feit’ (toen: was mevrouw bestuurder of geen bestuurder?) staat centraal. Niet hoe naar de constatering van dat feit toegekronkeld wordt.
- #Bijzonder_strafrecht
https://www.bijzonderstrafrecht.nl/home/hr-herhaalt-relevante-overwegingen-mbt-uitleg-onschuldpresumptie-art-6-lid-2-evrm-door-ehrm - Hoge Raad ECLI:NL:HR:2021:964: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:964
Zie ook:
- “Rechtbank én Hof: '#vrijspraak staat #niet in de weg aan #belastingheffing'”
https://www.linkedin.com/posts/huygenvandyck_vrijspraak-niet-belastingheffing-activity-6812660446261198848-3oME
En (met een link naar ‘Melo Tadeu’)
- “Onschuldpresumptie en de invordering van belasting | TaxLive”
https://www.taxlive.nl/nl/documenten/nieuws/jaeger-onschuldpresumptie-en-de-invordering-van-belasting/