Box 3 heffing op altcoins verminderd naar nul gelet op Kerstarrest
De Rechtbank Noord-Holland heeft, in mijn ogen terecht, een belastingaanslag voor box 3 gecorrigeerd in verband met (fors) lager werkelijk rendement. Het gaat om een aanslag over 2018, het jaar waarin de cryptokoersen fors zijn gekelderd. Zo ook in dit geval: van ruim EUR 150.000 op 1 januari en aan het eind van het jaar nog net geen EUR 6.000.
Aangezien binnen het ‘rechtsherstel’ deze cryptovaluta nog steeds zouden worden belast tegen een zogenaamd (fictief) rendement van 5,38%, biedt de nieuwe wet onvoldoende rechtsherstel, oordeelt de rechtbank.
Toch komt de rechtbank nog tot een berekening van een klein restantje belastbaar rendement. Dat komt doordat de rechtbank het systeem binnen de Wet rechtsherstel wordt op de verschillende vermogensbestanddelen toepast: los voor de crypto enerzijds en voor spaargeld en vorderingen anderzijds.
Dit lijkt me niet juist: beoordeeld moet worden of rechtsherstel is geboden, wanneer het gehele vermogen en rendement daarop wordt bekeken. Omdat het rendement op de crypto bijna EUR 100.000 negatief is, slokt dat ook het restje rendement op andere onderdelen op. In totaal is het rendement ruim negatief en zou dus niets moeten worden belast.
Een andere discussie is nog of het waardeverlies op zichzelf wel zou moeten worden meegerekend, als de coins niet verkocht zijn. Tot nu toe oordeelden bijna alle feitenrechters in andere zaken (niet specifiek over crypto) dat waardemutaties-zonder-verkoop niet meetellen. Er zou alleen gekeken moeten worden naar rentes, dividenden enzo. Daar denkt deze rechtbank kennelijk anders over.